Het volgende essay, David Bowies zelfmoord op zijn alter ego, verscheen in het literaire tijdschrift De Gids, in een themanummer over zelfdoding.
Op 3 juli 1973 schrijft David Bowie, nog maar vijfentwintig jaar oud en op het hoogtepunt van zijn roem, popgeschiedenis in het Londense theater Hammersmith Odeon. Het concert is bijna ten einde als een hijgende Bowie de microfoon pakt en zich tot het publiek richt met wat voortaan in naslagwerken 'the farewell speech' zal worden genoemd: 'Van alle concerten die we hebben gegeven, zal deze ons het langst bijblijven, want niet alleen is dit het laatste concert van de tour, maar ook het laatste wat ze ooit zullen doen.' Niet alleen het publiek in de zaal, maar ook de bandleden die van niets wisten zijn geschokt. Gezien het succes dat Bowie op dat moment heeft, lijkt het het onverstandigste wat hij kan doen. Er volgt nog één nummer, het toepasselijke Rock 'n' Roll Suicide. Maar om wiens zwanenzang en wiens zelfmoord gaat het hier? Niet om die van Bowie maar om die van zijn alter ego Ziggy Stardust. Bowie maakte resoluut een einde aan het personage dat hij eerder zo zorgvuldig had gecreëerd. Wat plaatsvond, was de artistieke zelfmoord van een fenomeen.
Erachter komen waarom Ziggy de dood vond, kan alleen door zijn voorgeschiedenis te kennen, evenals zijn complexe relatie met zijn bedenker. In 1971 bevindt Bowies carrière zich niet direct in een impasse, maar kan hij wel degelijk een nieuwe impuls gebruiken. Ten tijde van de eerste maanlanding heeft hij een grote hit gehad, Space Oddity, en sindsdien beweegt hij zich wat stuurloos met nieuw materiaal in het cultcircuit. Hij lonkt naar de imago's van Mick Jagger en Lou Reed die exhibitionistisch hun androgyne kant exploiteren. Hij flirt voorzichtig met homoseksualiteit, daartoe aangezet door zijn voormalig manager en enkele artistieke vrienden, waaronder de mimespeler Lindsay Kemp. Met deze houding is Bowie, getrouwd en pas vader geworden, een outsider in zowel hetero- als homokringen. Het is zijn vrouw Angie die vindt dat hij zich veel radicaler moet presenteren. Het lange, blonde haar van haar man staat weliswaar vrouwelijk, maar kan hem ook terugwerpen op het hippietijdperk, dat definitief passé is. Haar echtgenoot heeft het lef in een jurk rond te lopen, maar zodra iemand hem daarop aanspreekt, beweert hij steevast dat het 'a man's dress' is, en zeker geen vrouwenjurk. Volgens de ambitieuze Angie moet het uit zijn met dit voorzichtige, halfslachtige gedoe. Er moet een act komen die zijn weerga niet kent. Het grote publiek herinnert zich Bowie in een space-context, dus lijkt het verstandig daarop voort te borduren. Bowies androgyniteit moet choqueren, dus lanceert Angie het idee voor kort, knaloranje haar en bizarre kostuums. Bowie, eerst nog wat aarzelend of hij dit wel wil, wordt al snel door het plan gegrepen als er positieve reacties uit zijn omgeving komen. Binnen de kortste keren draagt hij enorme hoeveelheden gouden en rode make-up, verblindend blauwe oogschaduw, lange Strass-oorbellen en glitterjumpsuits met glitterlaarzen. Hij schrijft het album The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars, maakt plannen voor een bijbehorende show, repeteert met een band en haalt in het nog steeds preutse Engeland voorpagina's met zijn statement biseksueel te zijn. Als Bowie met het Ziggy Stardust materiaal gaat touren, weet iedereen inmiddels wie hij is. De hype – toen nog een nieuw verschijnsel - is compleet. Plaat en concerten vertellen het verhaal van Ziggy Stardust, een buitenaards wezen dat naar de aarde komt en zich hier, in de gedaante van een rockster, tot de nieuwe messias ontpopt die liefde komt prediken en daarin wordt bijgestaan door zijn band The Spiders from Mars. Even gaat alles naar wens, dan stijgt de roem Ziggy naar het hoofd. Hij blijkt een ras-narcist te zijn ('Making love with his ego, Ziggy sucked up into his mind'), zijn jaloerse bandleden worden valse nichten ('So we bitched about his fans/And should we crush his sweet hands?') en zijn fans ten slotte, vermoorden in hun waanzin hun idool. Met alle dik aangezette verwijzingen naar Icarus en Christus is het Ziggy-verhaal in wezen niets anders dan een qua inhoud banale en middelmatige rockopera, maar Bowie - toen al perfectionistisch - weet het met zo veel glamour, charisma, cynisme en vakmanschap te brengen, dat hij in mum van tijd de cultstatus is ontgroeid en tot superster is verworden. Hij weet het personage Ziggy uiterst geloofwaardig tot leven te brengen. In het begin is hij oprecht enthousiast en vertelt in interviews dat hij zichzelf als een soort van rekwisiet voor zijn eigen songs beschouwt. Zijn uiterlijk dient om het materiaal te kleuren en zo veel mogelijk zeggingskracht te geven. Zomaar wat nummers op het podium zingen is geen optie: 'I'm the last last person to pretend that I'm a radio. I'd rather go out and be a colour television set.' Het plan is om de muziekwereld nieuw leven in te blazen: 'I think it should be tarted up, made into a prostitute, a parody of itself,' zegt Bowie hier rond die tijd over. Met name in Engeland wordt Ziggy Stardust voor een hele generatie het symbool van seksuele vrijheid, van een levensstijl waarin conventies overboord zijn gezet en van een maatschappij waarin mannelijkheid en vrouwelijkheid geen vaststaande begrippen meer zijn. Ziggy's imago begint meer te tellen dan de muziek. Ondertussen - het is 1972 - groeit Bowies entourage en neemt de decadentie rondom hem toe. Champagne, limousines en dure hotels worden van uitzondering tot regel. Angie heeft haar haren inmiddels wit geverfd met paarse en rode strepen erin. Ze flirt met Marilyn Monroe look-a-likes en moedigt travestieten aan zich bij het gezelschap aan te sluiten.
Met het Ziggy-personage hoopte Bowie aanvankelijk de knuppel in het hoenderhok te gooien en daardoor zijn carrière een positieve wending te geven, maar in plaats van het verwachtte relletje te veroorzaken is Ziggy opeens hard op weg een maatschappelijke verandering in gang te zetten. Wat als overmoedig statement begon, wordt steeds serieuzer genomen, vooral ook door Bowie zelf. Op het toneel en aan journalisten stelt hij zich niet langer als Bowie voor, maar als Ziggy Stardust. Bowies karakter begint Ziggy-trekjes te vertonen. De scheidslijn tussen de echte Bowie en het fictieve personage Ziggy wordt dunner en begint dan als het ware op te lossen. Bowie raakt totaal in de ban van zijn Ziggy-personage en verliest zichzelf in de fantasie. In 1977 zegt hij hierover: 'Ziggy ontstond uit een zekere mate van arrogantie, maar in die tijd leek dat een positief gegeven. Ik vond het een prachtig artistiek statement; het was een grandioos kitsch schilderij. De hele Ziggy. Vervolgens liet hij me niet meer los. Ik bedacht dat ik Ziggy ook wel in interviews kon laten optreden. Waarom zou hij alleen op het toneel staan? Waarom zou ik het schilderij niet afmaken? Dat was het moment waarop het mis begon te gaan, en je kunt je niet voorstellen hoe snel het toen misging. Nu kan ik zeggen dat het absurd was. Het was gevaarlijk. Ik begon werkelijk aan mijn verstand te twijfelen. Ik stond erg dicht bij de afgrond, niet in lichamelijke zin, maar zeer zeker in psychische zin.' Als Bowie merkt dat het Ziggy-personage zijn eigen persoonlijkheid begint te beïnvloeden, heeft hij daar in de eerste instantie ambivalente gevoelens over. Zijn halfbroer Terry (die in 1985 zelfmoord zal plegen door voor een trein te springen) is dan al schizofreen en manisch depressief, en is niet het enige familielid dat met psychische problemen kampt. Enerzijds geeft Bowie toe het interessant te hebben gevonden uit een familie van 'gekken' te komen, anderzijds vreest hij nu voor het eerst voor zijn eigen geestelijke gezondheid. Hij herinnert zich hoe hij een paar jaar daarvoor met Terry naar een concert ging en deze zich op de terugweg op het trottoir wierp, omdat hij meende dat de stoep openscheurde en er vlammen uitschoten die het op hem hadden voorzien. Bowie begint zich af te vragen hoe dicht hij inmiddels zelf op de rand balanceert en hoever hij zichzelf nog moet pushen. Tijdens een Amerikaanse Ziggy-tour in 1972 eist het snelle succes steeds meer zijn tol. Bowie wordt duidelijk paranoïde. Hij is ervan overtuigd dat er op een dag een grote ster op het toneel zal worden vermoord en vermoedt dat hij dat zelf zal zijn. Al snel verbiedt zijn persagente journalisten dit onderwerp nog ter sprake te brengen omdat Bowie in self-fulfilling prophecy's gelooft. Enerzijds lijkt het erop dat Bowie veel dingen zelf uitlokt. Hij creëert heel bewust massahysterie rond Ziggy. Voor zijn ego is het goed van elk concert een gebeurtenis op leven en dood te maken, want dit zorgt voor ongeëvenaarde dramatiek. Op het toneel zweept hij het publiek steeds meer op, terwijl iedereen weet dat het Ziggy-personage uiteindelijk door zijn fans wordt vermoord. Tijdens zijn optredens daagt hij het publiek bijna uit het te proberen. Anderzijds is Bowie niet zo zelfdestructief dat hij daar zijn schouders over ophaalt. De last weegt zwaar. Hij brengt hele dagen op zijn hotelkamer door en als bezorgde vrienden een kijkje gaan nemen, vinden ze hem in bed, de dekens tot aan zijn kin opgetrokken, starend naar de televisie. Een poging hem uit dit isolement te halen door hem te vertellen dat het buiten zo’n mooie dag is, ontlokt slechts de reactie: 'Oh really? In that case open the window.' Tegen een journalist laat hij zich ontvallen dat hij moet doorgaan waarmee hij begonnen is omdat het niet anders kan, maar dat hij onder grote druk staat: 'Ik had nooit gedacht dat er een hype rond een artiest kon ontstaan voordat die ook maar iets had gepresteerd.' En: 'Ik had nooit gedacht dat Ziggy de meest besproken man ter wereld zou worden. Ik had nooit gedacht dat het zo onwerkelijk zou worden. Ik voel me als een Dr. Frankenstein.' Bowie heeft een monster gecreëerd dat door niemand als monster wordt gezien, behalve inmiddels door hemzelf. Hij is overdonderd door zijn eigen creatie die hem boven het hoofd is gegroeid. 'Tegenwoordig is er werkelijk geen verschil meer tussen mijn persoonlijk leven en dat wat ik op het toneel doe.' Bij optredens wil hij zo min mogelijk mensen backstage of in de coulissen hebben. Overal moet security aanwezig zijn. Uit deze tijd dateren ook een aantal schetsen die Bowie in donkerblauwe inkt maakt waarop een figuurtje is te zien dat vuurode kogelgaten in arm, dijen en het kruis heeft. De lange ritten door het Amerikaanse landschap naar volgende optredens deprimeren hem nog meer, en eenmaal in de steden aangekomen is hij meestal niet veel opgewekter. In een interview geeft hij zijn toenmalige visie op de Verenigde Staten: 'Als ik in een luchthartige stemming ben, vind ik alles in Amerika kitsch. Het is prachtig en ik vind het heerlijk als het allemaal in mijn slaapkamer rondhangt. Als ik in een slechte bui ben, vind ik het vreselijk bedrukkend en zwaar.' Hij verliest gewicht en ziet er ziek uit. Zwartgallig voegt hij Brels My Death aan de set toe, dat hij met beangstigende intensiteit zingt. Op het eind van de Amerikaanse tournee zit hij vlak voor een concert in de kleedkamer als er een telefoontje van Mick Jagger komt, die hem ervan beschuldigd het met Bianca (Mick Jaggers toenmalige vrouw) te hebben aangelegd, met wie Bowie inderdaad de avond ervoor is uit geweest. De ruzie loopt hoog op, met als gevolg dat Bowie het optreden wil cancellen omdat hij ervan overtuigd is dat Mick Jagger opeens in de zaal zal opduiken om hem neer te schieten. Rond deze tijd ontstaan er ook problemen met de band, die zich tot Bowies schrik en consternatie bij de Scientology kerk aansluit, waardoor hij zich nog ontheemder voelt dan hij al deed en het idee krijgt dat zelfs de mensen met wie hij werkt het op hem hebben voorzien. Terug in Engeland blijkt Ziggy's populariteit alleen maar te zijn toegenomen, maar voor Bowie is er veel veranderd. Toen hij Ziggy in het leven riep, stond hem duidelijk voor ogen dat hij de geschiedenis van een waanzinnige vertelde. Hij had het verhaal zelfs gebaseerd op Vince Taylor, een Amerikaanse rockster die op een gegeven moment doordraaide en in een wit gewaad het podium beklom om het publiek te vertellen dat hij Jezus was. In de eerste instantie had Bowie de gedaante van Ziggy aangenomen om zijn nieuwe materiaal kracht bij te zetten. Dan wordt hij Ziggy, waardoor zijn show nog overtuigender overkomt, maar waarmee ook de oorspronkelijke intentie en motivatie verdwijnt. Van de boodschap is niets meer over. Alles is gezegd, alles is bereikt. Het personage is totaal uitgemolken en Bowie is een wrak. Wat hem rest is precies dat holle imago dat hij eerst hekelde. Het universele is het persoonlijke geworden. Als hij op 3 juli 1973 Ziggy voorgoed vaarwel zegt met het nummer Rock 'n' Roll Suicide is dat het enige verstandige wat hij nog kan doen.
Wat volgt is een tijd van zelfbezinning met de grimmige plaat Alladin Sane, (lees: a lad insane) dat Bowies naargeestige visie op Ziggy's Amerikaanse verblijf nog eens weergeeft, maar nu vanuit het gezichtspunt van de afstandelijke toeschouwer. De bezinning is van korte duur. In 1975 lijkt de Ziggy geschiedenis zich te herhalen als Bowie door filmregisseur Nicolas Roeg wordt gevraagd de hoofdrol te spelen in de film The Man Who Fell to Earth. Bowie, die al eerder had gehoopt op een rol in de science fictionfilm Stranger in a Strange Land, naar het boek van Robert Heinlein, over een Martiaan die naar de aarde komt en hier een religieuze beweging begint, hapt meteen toe. In Roegs film speelt hij de rol van Thomas Jerome Newton, een personage dat een van zijn eigen creaties had kunnen zijn. De film vertelt het verhaal van een buitenaards wezen van de planeet Anthea dat in de gedaante van een mens - Newton - naar de aarde komt om hier water te halen voor zijn eigen bijna uitgedroogde planeet. Newton weet hier op aarde een reusachtig zakelijk en wetenschappelijk imperium op te bouwen door de mensheid enkele vernuftige uitvindingen toe te spelen. Het kapitaal dat hij hiermee verdient is bedoeld voor de financiering van een ruimteproject waarmee hij zijn planeet wil redden. Waar Newton echter geen rekening mee heeft gehouden, zijn de corruptie en de emoties van de mensheid, en voor hij zijn plannen heeft kunnen realiseren, heeft het bestaan op aarde hem vernietigd. Zwaar aan de alcohol verslaafd, is hij een gemakkelijke prooi voor wetenschappers en rest hem niets anders dan zijn project op te geven, in de bittere wetenschap dat dit zijn familie op Anthea het leven kost. Bowie, door Roeg niet alleen gecast vanwege zijn mimiek en bewegingen maar ook vanwege wat Roeg een 'wonderfully perverse nonhuman quality' noemt, oogt in de hele film inderdaad als een alien die verdwaasd op aarde rondloopt en met zijn gedachten in een totaal andere wereld verkeert. Het lijkt erop dat hij meer zichzelf is dan dat hij een rol speelt, en het effect is verbluffend. Drie maanden voordat de opnames beginnen arriveert Bowie in de Verenigde Staten, waar hij zijn intrek neemt in het huis van een vriend in Los Angeles. Het wordt de meest instabiele periode van zijn leven, waarin hij zich totaal overgeeft aan een ernstige cocaïneverslaving, een grote angst voor zwarte magie en niet meer te stoppen paranoia. Als hij op de set arriveert heeft hij 1500 boeken in kisten bij zich, omdat hij vreest dat iemand met zijn verzameling gaat knoeien als hij de boeken achterlaat. Zijn urine bewaart hij, net als Aleister Crowley voor hem, in flessen in de koelkast, opdat maar niemand zijn lichaamsvocht voor duistere magische handelingen gebruikt. Als hij een glas melk drinkt weet hij zeker dat er een gouden vloeistof in zit waar hij ziek van wordt. Bowie lijkt elk contact met de werkelijkheid te hebben verloren. Zijn cocaïnegebruik is enorm en tequila wordt zo uit de fles gedronken. Hij snuift voortdurend en zijn handen trillen. Hoewel zijn acteerprestaties er niet onder lijden, is een normale conversatie zelfs met Roeg nauwelijks mogelijk. Als Bowie op een dag tussen al zijn stapels boeken zit, kijkt de regisseur geamuseerd toe. 'Jouw probleem, David,' zegt Roeg na een tijdje, 'is dat je niet genoeg leest.' In plaats van dat de opmerking de stemming wat luchtiger maakt, is Bowie heftig ontstemd en verkeert hij dagenlang in een depressieve bui omdat hij niet weet wat hij in vredesnaam nog meer moet lezen. Pas maanden later dringt het tot hem door dat Roegs opmerking een grap was. Net zoals Bowie eerder Ziggy was, lijkt hij nu Newton te zijn. Het ongemak waarmee hij mensen tegemoet treedt en het gevoel met niemand contact te hebben, vallen perfect samen met de rol die hij moet spelen. Newton is een outsider in de Amerikaanse samenleving. Hij loopt door de film alsof hij een kind is dat in een volwassenenwereld is gedropt en zich daar moet zien te redden. Verwondering, eenzaamheid, verlatenheid en angst staan de hele film door op zijn gezicht te lezen en vallen prachtig samen met het desolate, lege landschap van New Mexico waar de film wordt opgenomen. The Man Who Fell to Earth moet het net als Roegs eerdere films Performance en Don't Look Now meer van sterke visuele indrukken hebben dan van de emoties die de personages of het verhaal oproepen. Het verhaal zelf laat veel vragen onbeantwoord, maar Bowies bizarre verschijning, met zijn uitgemergelde lichaam, zijn fel oranje haar en zijn verschillende ogen, verleent de film een enorme zeggingkracht. De parallellen tussen Ziggy en Newton zijn overduidelijk. Beide androgyne ruimtewezens komen met een specifieke taak op aarde, beiden spreken een publiek aan dat zich op wat voor manier dan ook anders voelt, beiden zijn zelfdestructief en gaan uiteindelijk ten onder aan het systeem. Ziggy sterft, Newton leeft nog aan het einde van de film. In een prachtige slotscène zegt hij met dubbele tong dat hij gelooft nog altijd een kans te hebben, maar dan valt het glas drank uit zijn hand en buigt hij berustend het hoofd. Lange tijd heeft Roeg een vervolg op de film willen maken dat On Earth zou heten. Newton zou hierin carrière als reclameman hebben gemaakt. Uiteindelijk is van de plannen niets terecht gekomen; ook Roeg moet hebben ingezien dat er voor Newton geen hoop meer was. Na elf weken filmen op de set van The Man Who Fell to Earth kost het Bowie een half jaar om zich van de rol los te maken, maar ditmaal is hij een gewaarschuwd mens. In een terugblik op de jaren zeventig stelt hij: 'Het spelen in film heeft me geholpen. Het heeft me geleerd dat je een personage kunt zijn en daar weer mee op kunt houden als de film af is. Als rockster kon ik er niet mee stoppen.'
|